Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom, waardering boven zilver en goud.
Een arme en een rijke hebben dit gemeen:
de HEER heeft hen beiden gemaakt.
Wie verstandig is, ziet het gevaar en hoedt zich ervoor, wie onverstandig is, gaat eraan voorbij en wordt gestraft.
Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER, wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven.
Wie de verkeerde weg gaat, treft dorens en valstrikken aan, wie zijn leven liefheeft, blijft er verre van.
Leer een kind van jongs af aan de juiste weg, en het zal er niet van afwijken wanneer het oud geworden is.
Een rijke heeft macht over armen, wie leent, is de slaaf van wie uitleent.
Wie onheil zaait, zal onheil oogsten, de stok waarmee hij slaat, zal hem te gronde richten.
Een goedhartig mens wordt gezegend, hij deelt zijn voedsel met de armen.
Jaag een spotter weg, en de ruzie is voorbij, twistgesprekken en beledigingen houden op.
Wie een zuiver hart heeft en beminnelijk spreekt, heeft de koning als vriend.
De HEER behoedt de waarheid, Hij logenstraft de woorden van bedriegers.
Een luiaard zegt:
‘Buiten loopt een leeuw, die zal me verscheuren.’
De mond van een lichtzinnige vrouw is als een diepe put, wie door de HEER is vervloekt, valt daarin.
Een kind is geneigd tot dwaasheid, de stok wijst het terecht en weerhoudt het ervan.
Wie een arme onderdrukt, maakt hem enkel rijk, wie een rijke geld geeft, zorgt ervoor dat hij gebrek lijdt.